zondag 1 september 2013

Dienst



Met enige Afrikaanse vertraging mijn belevenissen van mijn éérste dienst in het ziekenhuis. Samen met drie studenten  was ik het hele weekend verantwoordelijk voor het reilen en zeilen in het ziekenhuis.  
Het voorrecht van dienst hebben, is dat je een 4-WD’s tot je beschikking heb – de Mariecar heet ‘ie wanneer ik dienst heb. Zonder telefonisch netwerk in Masanga, komen verpleegkundigen of studenten naar je huis toe om te overleggen, of om je op te halen.
Zo ook deze vrijdagavond laat. Zuster  Mama G (iedereen hier heeft naast zijn gewone naam een bijnaam)  en haar collega stonden samen met een van de bewakers voor mijn deur; of ik naar het ziekenhuis kon komen.
En ooh, ooh, wat was het een gedoe om mij te vinden – mijn huisje staat een stuk van het grote pad af, deels verscholen. Mama G vond ’t maar niets al dat gezoek en wilde perse mee terug in mijn auto – geen probleem, met een auto vol kwam ik aan in een pikdonker ziekenhuis. Geen patiënten nu die luidroepend en zwaaiend mij onthalen. Wel was een barende vrouw al van enige afstand duidelijk te horen.  De studenten die dienst hadden zaten rustig met een leuk muziekje aan  te wachten op mij. Overdag zien de studenten er keurig uit in overhemd en vouw in de broek. In de avonduren en weekenden lijken ze eerder heuse rappers, voorzien van grote koptelefoon, wollen mutsen en spierwitte gympen (hoe houd je die schoon hier?). De verpleegkundigen van de nacht zijn studenten van onze eigen ‘nursing school’. Allen gehuld in identieke blauwe verpleegkundige jurkjes, kijken ze enigszins onwennig met groten ogen toe naar de zwangere vrouw.

Ik bedenk dat er een echo moet worden gemaakt. De elektriciteit moet dus aan en daarvoor de generator. Fancy (juist, ook bijnaam), de generatorman, moet worden geroepen. Zuster Mama G begint opnieuw te zuchten en een  verhaal af te steken over hoe gevaarlijk het kan zijn in het donker met alle slangen, juist nu in het regenseizoen en waarom er geen telefoon netwerk is (alsof ik dat nú kan oplossen). Iemand anders besluit ondertussen Fancy te gaan halen en ik doe als ik Oost-Indisch doof ben. Voor medicatie gaan we zoek op de Eerste Hulp. Daar is het een soort van apenkooien tussen alle familieleden van de patiënten die op de grond op een matje liggen te slapen. Ze blijven stoïcijns liggen waar ze liggen – waarom eigenlijk ook niet. De juiste medicatie wordt niet gevonden. Mohammed van de apotheek wordt opgetrommeld. Mijn Nederlandse geduld wordt behoorlijk op de proef gesteld. Uiteindelijk kan de juiste medicatie worden toegediend en een echo worden gemaakt.
We besluiten een keizersnede uit te willen voeren.

 Maar ja, het regent en als echte afrikaan loop je liever niet door de regen. Hup, dan maar met de auto ’t dorp in, iedereen van het operatie-team zelf verzamelen. Het heeft bijna iets gezellig zo met z’n allen in de auto.
Even later wordt een gezonde baby geboren, een meisje. Ze krijgt de naam dokter Marieke (nee, dit is geen bijnaam).  En ik rijd met een glimlach in de vroege ochtend naar huis J